Een beetje idealist kweekt z'n eigen groente. Er komen geen vrachtwagens, schepen of vliegtuigen aan te pas. Geen machines, geen warmtelampen, geen irrigatiesystemen. De gewassen zijn seizoensgebonden, de bodem wordt niet uitgeput en de pesticiden blijven in de kast. Kortom, het eigenhand verbouwen van gewassen is milieubewust, duurzaam, en biologisch. Maar waar verbouwt de urbaan-idealist z'n worteltjes, pompoenen en courgettes?
Een ruime, vruchtbare, zonnige achtertuin is niet iedereen gegund. De idealist moet op pad. Dus huur ik sinds vorige maand van de gemeente een volkstuin(tje). Een lapje grond van 3 bij 3 meter, gelegen tussen gelijkgestemde akkertjes. De ene volkstuin is echter de ander niet. Zo is mijn volkstuin een zogenaamde seizoenstuin. Na de zomer haalt de gemeente de tuin leeg, spit de grond om en harkt de paden netjes aan. Klaar voor volgend seizoen. Klaar voor een nieuwe eigenaar. De echte volkstuin heeft een vaste eigenaar. En wordt het hele jaar door gebruikt. Veel van deze tuintjes liggen langs het spoor. Volgebouwd met tuinhuisjes, plastic tuinmeubilair en hier en daar een satellietschotel. Om televisie te kijken. Lekker ontspannen. In de natuur.
Terug naar de idealist. Een beetje idealist reist met de trein. Minder Co2 uitstoot. Minder geluidsoverlast. Kleiner aandeel in de internationale olie-industrie. Ik zat laatst in de trein. Dromend van rust en natuur. Uitkijkend over de volkstuintjes langs het spoor. Nadenkend. Over de wereld. Een beetje idealist bekommert zich om de wereld. Slogans genoeg. Steun ontwikkelingssamenwerking! Koop fair-trade! Reis bewust! Waar zal ik mijn steentje bijdragen?
Een toerist spreekt me aan. En leidt me indirect naar een antwoord op mijn vraag. De toerist wijst naar de volkstuintjes langs het spoor en zegt, “ik wist niet dat Nederland zo veel sloppenwijken had…...” Alles valt op z’n plek. De wereld begint dicht bij huis. Voor de ideale idealist.
Stijn van Rest