GroenLinks heeft samen met andere politieke partijen schriftelijke vragen gesteld over de gevolgen van de handelsverdragen TTIP en CETA en de mogelijke vestiging van een TTIP-tribunaal.

Wethouder Ingrid van Engelshoven is van mening dat een eventueel hof  waar bedrijven landen kunnen aanklagen thuis hoort in Den Haag. “Den Haag is de stad van vrede, recht en veiligheid. De vraag is of een TTIP tribunaal in dat plaatje past”, aldus fractievoorzitter Inge Vianen.

Een meerderheid in de gemeenteraad, bestaande uit de Haagse Stadspartij, PvdA, Groep de Mos/Ouderenpartij, Islam Democraten, SP, Partij voor de Dieren, de ChristenUnie/SGP, Partij van de Eenheid en Groep Okcuoglu wil duidelijkheid over de mogelijk schadelijke gevolgen van TTIP en CETA voor de lokale regels omtrent sociale normen, milieu, economie, gezondheid, landbouw, intellectueel eigendom en cultuur.

Dit zijn de schriftelijke vragen die zijn gesteld:

  1. Wat zijn volgens het college de gevolgen van TTIP en CETA voor de lokale democratie? Kunnen TTIP en CETA schadelijke gevolgen hebben voor de lokale regels omtrent sociale normen, milieu, economie, gezondheid, landbouw, intellectueel eigendom en cultuur?
  2. Is het college het met ons eens dat via arbitrage (Investor-State Dispute Settlement, ISDS of Investor Court System ICS) buitenlandse bedrijven landen kunnen dwingen om besluiten in het belang van duurzaamheid, gezondheid en sociale rechtvaardigheid niet te nemen of anders bij die landen een enorme schadeclaim kunnen indienen? Zo nee, waarom niet?
  3. Vindt het college het redelijk dat een Haags of ander binnenlands bedrijf zich niet kan beroepen op arbitrage en een buitenlands bedrijf wel? Is het college het met ons eens dat dit een ongewenste rechtsongelijkheid is? TTIP en CETA maken het voor buitenlandse bedrijven mogelijk om Nederland aansprakelijk te stellen voor beleidsmaatregelen. Ook wanneer een gemeente een beslissing neemt, is de staat aansprakelijk tegenover het bedrijf. De staat voert dus ook de arbitrage-procedures voor de gemeenten. Onduidelijk is of het Rijk zich zal indekken tegen procedures door de beleidsvrijheid van gemeenten in te perken, of dat het Rijk schadeclaims als gevolg van gemeentelijk beleid zal doorberekenen aan de gemeente. In dat laatste geval is het onduidelijk of de gemeente als beleidsmaker ook zelf onderdeel kan zijn van de verdediging door de staat.
  4. Is de gemeente, al dan niet in VNG-verband, in overleg met het rijk over de consequenties van TTIP en CETA voor de verhoudingen tussen het Rijk en gemeenten? Zo nee, is het college van plan zo’n overleg op korte termijn op te starten? Zo ja, is er al iets bekend over de uitkomsten van overleg? Op 7 oktober 2015 stelde de wethouder Internationale Zaken en Economie in een vergadering van de commissie bestuur dat als er een TTIP verdrag komt en daarmee een internationaal arbitrage-instituut wordt opgericht, Den Haag ernaar streeft dat dit instituut in Den Haag gevestigd wordt.
  5. Is het college zich ervan bewust dat landen en burgers die opkomen voor het algemeen belang en worden teruggefloten door een Haags arbitrage-instituut het aan ‘The Hague’ zullen wijten dat ze het algemeen belang niet kunnen nastreven?
  6. Is het college van mening dat het vestigen van een investor-state arbitrage-instituut in Den Haag een wereldwijd afbreukrisico betekent voor het positieve imago van Den Haag als stad van ‘Vrede en Recht’? Zo nee, waarom niet?