Op 17 oktober 2007 heeft ons fractielid David Rietveld het College mondelinge vragen gesteld over het voornemen van de minister van Volksgezondheid om de verkoop van verse paddestoelen met hallucinerende werking te verbieden. Beantwoording van een aantal vragen werd destijds niet relevant geacht omdat nog geen kabinetsplannen bekend waren en omdat Den Haag geen incidenten met paddo’s kent. Op vrijdag 25 april jl. heeft het kabinet besloten zowel de verkoop als het bezit van verse paddo’s strafbaar te stellen, door verse paddo’s net als gedroogde paddo’s, onder de Opiumwet te plaatsen. Naar verwachting zal het verbod na de zomer in werking treden.
Naar aanleiding van het aanstaande verbod stelde David Rietveld de volgende vragen aan het Haagse College van B&W:
1. Door verse paddo's onder de Opiumwet te plaatsen wordt de handel in zijn geheel verboden. Welke effecten verwacht het College van het verschuiven van de verkoop van verse paddo's van smartshops naar de illegaliteit?
2. Is het College met GroenLinks van mening dat met een verbod de vraag naar paddo's niet zal verdwijnen?
3. Is het College met GroenLinks van mening dat voorlichting over het effect van drugs van belang is om incidenten, zoals deze in Amsterdam hebben plaatsgevonden, te voorkomen? Is het College met GroenLinks van mening dat met een verbod op de verkoop van verse paddo's de gelegenheid om voorlichting te geven door smartshops vervalt, en dat hiermee de kans op incidenten door verkeerd gebruik zal toenemen?
4. Is het College bereid bij het kabinet onder de aandacht te brengen dat de problematiek rond paddo's in Den Haag een algemeen verbod niet rechtvaardigt, dat Den Haag schadelijke effecten verwacht van het verschuiven van de verkoop van de smartshops naar de illegaliteit en daarmee van mening is dat een verbod op de verkoop van verse paddo's onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?