Enige tijd geleden heeft de Haagse gemeenteraad zich gebogen over de mogelijkheid om aan vreemdelingen die zelf geen recht hebben op bijstand alsnog bijstand te verlenen, omwille het welzijn van hun kinderen. Inmiddels is door het hoogste orgaan in sociale zekerheidsgeschillen, de Centrale Raad van Beroep, een uitspraak in deze kwestie gedaan. Volgens de Centrale Raad van Beroep moeten gemeenten bijstand verlenen omdat het Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind de bepalingen uit de Koppelingswet deels opheft en de Nederlandse staat daarmee de verplichting op zich heeft genomen om kinderen te voorzien van elementaire levensbehoeften. Als gevolg daarvan geldt, dat wanneer de ouders van de kinderen niet beschikken over een andere inkomstenbron, bijstand verleend moet worden.

Naar aanleiding van deze uitspraak heeft GroenLinks de volgende schriftelijke vragen aan het College van B&W gesteld:

Bent u op de hoogte van bovengenoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep?

Bent u samen met GroenLinks van mening dat het door de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep mogelijk wordt om aan bepaalde categorieën vreemdelingen met kinderen op basis van artikel 16 van de WWB om “dringende redenen” bijstand te verlenen?

Is het college van mening dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep ook van toepassing is op kinderen van ouders die illegaal in Nederland verblijven?

Wat betekent de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep voor het door de gemeente gevoerde beleid in deze?

Gaat de gemeente- al dan niet in samenwerking met maatschappelijke organisaties- actief voorlichting geven aan de doelgroep over de rechten die aan hen van rechtswege zijn toegekend? Zo nee, waarom niet?