Uit een item van het actualiteitenprogramma 1Vandaag, dd. 4 oktober 2006, bleek dat er forse vraagtekens te stellen zijn bij de betrouwbaarheid van stemcomputers. De uitzending demonstreerde een aantal voorbeelden waarmee de integriteit van de stemcomputers ernstig wordt aangetast. Stemcomputers worden ‘zo lek als een mandje’ genoemd, en fraude ‘een fluitje van een cent’. Voorts bleek dat de opslag van stemcomputers niet overal volgens de daarvoor gestelde eisen plaatsvindt.
GroenLinks Den Haag stelde al eerder vragen over de betrouwbaarheid van stemcomputers. Het college gaf aan geen aanleiding te hebben te twijfelen aan de betrouwbaarheid van stemcomputers. David Rietveld is daar nog niet zeker van en stelde de volgende vervolgvragen:
1. Heeft het college kennis genomen van genoemd televisieprogramma?
2. Wat is het oordeel van het college over de betrouwbaarheid van stemcomputers na het zien van bovengenoemde uitzending? Hoe beoordeelt het college het gegeven dat ondanks uitgebreide eisen en grondige keuring een stemcomputer relatief eenvoudig te compromitteren is?
3. In antwoord op eerder gestelde vragen gaf het college aan dat het stemmen per computer voordeliger is dan het stemmen per papieren biljet. Kan het college deze bewering met cijfers onderbouwen? Hoeveel extra middelen moeten worden gereserveerd als wordt besloten met papieren biljetten te stemmen?
4. Welke bezwaren zijn er, behalve die mogelijk voortvloeien uit de beantwoording van voorgaande vraag, tot het herinvoeren van het papieren stembiljet in Den Haag?
5. Tot op welk moment voor een verkiezingsdag kan een besluit worden genomen om de manier van stemmen te wijzigen?
6. Is het wettelijk verplicht om binnen een gemeente op één manier te stemmen? Zo nee, is het mogelijk om naast het stemmen per stemcomputer de mogelijkheid te bieden met papier en potlood te stemmen?
7. In antwoord op eerdere vragen stelde het college dat de stemcomputers en de daarop geïnstalleerde software daags voor elke verkiezing wordt gecontroleerd d.m.v. een teststemming op een testcomputer. Kan het college bevestigen dat bij alle teststemmingen die zijn uitgevoerd de resultaten foutloos waren? Zo nee, wat zijn hiervan de oorzaken?
8. "Wij vertrouwen stemcomputers niet" heeft software geschreven die dergelijke teststemming als zodanig kan herkennen en in zo’n geval wel het juiste antwoord geeft. Is het college met ons van mening dat het bestaan van deze mogelijkheid de waarde van dergelijke teststemmingen ernstig verminderd, en in feite teniet doet? Zo nee, waarom niet?
9. Hoeveel stemcomputers zet de gemeente bij de verkiezingen in? Welk percentage daarvan wordt daadwerkelijk vooraf getest?
10. Hoe worden stemcomputers in Den Haag opgeslagen en bewaakt? Is dit conform de daarvoor geldende regels en voorschriften? Acht het college de integriteit van stemcomputers daarmee voldoende gewaarborgd?
11. Is het college bekend met de demonstratie van "Wij vertrouwen stemcomputers niet" waarbij men bij een ongemodificeerde Nedap-stemcomputer op een afstand van soms tientallen meters in staat is om met eenvoudige apparatuur op te vangen of er op het CDA gestemd werd? Is het college met ons van mening dat hiermee ernstig inbreuk wordt gemaakt op het stemgeheim? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze is het college voornemens deze inbreuk teniet te doen?
12. Kan het college nadere informatie verstrekken over de maatregelen die het ministerie van BZK en/of de fabrikant van stemcomputers gaan nemen om de diverse problemen rond stemcomputers het hoofd te bieden? Kan het college toezeggen dat alle problemen voor de verkiezingen zullen zijn opgelost?
13. Waarom spreekt het college consequent over stemmachines? Wat is volgens het college het verschil tussen een machine en een computer? Voldoet het apparaat dat gebruikt wordt tijdens verkiezingen om de stemmen op te slaan en te verwerken niet beter aan de definitie van computer dan aan die van machine?