Annelies van Egmond, Haags GroenLinks-lid met onderwijservaring, las de visie over het onderwijsachterstandenbeleid in de nota Haagse Klasse en vindt het nu tijd voor een evalutie. Ze is enthousiast over de plannen voor een stagebureau en pleit voor meer aandacht voor het talent van de leerling.

De vier grote steden laten zich blijkbaar graag voorstaan op het goede onderwijs in hun stad. Rond 2000 presenteerde Rotterdam zich met de leus: dé Onderwijsstad; de leuze is overgenomen door Utrecht. Ooit verdiende Den Haag die kwalificatie.

Veel oud-collega’s geven graag op over de grote klassen waaraan zij lesgaven in de jaren ’50 en ’60. Klassen van 40 of meer! Ik kon me dat niet zo herinneren. Kon het niet nalaten toch eens te tellen op een oude klassefoto, maar kwam dan nooit boven de 30 klasgenoten. Tot iemand mij vertelde, dat in die jaren de gemeente Den Haag veel geld uitgaf, om te garanderen dat op geen enkele lagere school binnen de gemeente de klassen groter waren dan 30. Was ik even een geluksvogel!

Met veel verwachting dook ik daarom in de beleidsnotitie “Haagse Klasse(n)”. In de overtuiging dat in Den Haag de achterstandskinderen worden gekoesterd met alle extra’s nodig om (verborgen) talenten tot ontwikkeling te brengen. Die roze bril heb ik inmiddels ingeruild.

Beleidsnota’s zijn natuurlijk vaak droge koek. Het Haagse onderwijsbeleid kenmerkt zich vooral door terughoudendheid. De gemeente doet wat ze opgedragen heeft gekregen. Wat ontbreekt is èlan, een samenhangend beeld van die talentvolle leerlingen die we naar een goede toekomst willen helpen. En “we” zijn dan natuurlijk alle partners samen: school, welzijnsinstellingen en gemeente.

Niet alleen de samenhang komt mondjesmaat naar voren. Mijn grootste teleurstelling is: het gaat alleen over wat er mis kan gaan in de carrière van leerlingen. Voortijdig schoolverlaten, werkloosheid staan centraal. In het hele verhaal gaat het maar één keer over havo en vwo: in de paragraaf over internationaal onderwijs. Ook de enige paragraaf zonder “probleemanalyse”, maar mét actiepunten.

Achterstandsbeleid is synoniem met kansen bieden aan (verborgen) talenten. Leerlingen die door het sociaal economische milieu waarin ze opgroeien extra barrières moeten nemen, daarbij ondersteunen. Bijvoorbeeld door in het kader van de Brede School ze die ervaringen mee te geven in sport, cultuur en maatschappij die thuis achter de horizon liggen. Door ze tijdig voldoende vertrouwd te maken met de Nederlandse taal. Het perspectief voor deze leerlingen lijkt in Den Haag niet verder te liggen dan het vmbo. Impliciet straalt de nota daarmee uit dat deze groep leerlingen maar weinig talent heeft en worden de scholen en docenten niet gestimuleerd de talenten te ontdekken; krijgen leerlingen daarmee niet het vertrouwen dat ze het kunnen. Steeds vaker vertellen allochtone dertigers met een goede opleiding over de miskenning en onderschatting die ze in hun schoolcarrière zijn tegengekomen.

Met het nieuwe college dat vorig jaar is aangetreden, zie ik het accent graag verlegd naar meer geloof in onze Haagse talenten. Talenten die wat gaan bereiken in de maatschappij en daarmee nieuwe perspectieven openen voor hun buurtgenoten. Zo’n invalshoek leidt vanzelf ook tot een meer inspirerende toonzetting.

Inspirerend vind ik de contactfuctionarissen per bedrijventerrein. Deze hebben tot taak alle leerlingen in het vmbo een keer een kijkje te laten nemen in een bedrijf en ook allerlei andere activiteiten tussen school en bedrijven te organiseren. Het voornemen te komen tot één stagebureau voor vmbo tot en met hbo is ambitieus: als dat lukt, is dat een unicum in Nederland.

Met het centraal stellen van de overstap naar werk, dreigt echter ook de inperking van het perspectief. Van leerlingen. Een voorbeeld: we hebben in heel Nederland tekort aan technisch personeel, zelfs in Den Haag. Overal moeten de scholen hun afdelingen techniek sluiten of fuseren. Leerlingen kiezen niet voor techniek. Hoe pakt Den Haag dat aan? Een versterkte band tussen een school en een bedrijf. “We moeten de leerlingen wijzen op de ongekende mogelijkheden van de techniek.”

Die mogelijkheden zijn inderdaad ongekend (!?). Leerlingen weten dat werken met handen minder status en minder inkomen oplevert. Leerlingen ervaren dat ouders na vele jaren ongeschoold vuil en zwaar werk, vroegtijdig thuis zitten: arbeidsongeschikt of werkloos. Onderwijs moest hun juist nieuwe, andere mogelijkheden bieden. Als wij geen rekening houden met deze achtergrond en motivatie voor de keuze weg van de techniek, dreigen wij hele groepen jongeren van ons te vervreemden. Jongeren krijgen het gevoel, dat ze in kansloze hokjes worden geduwd.

Nieuwe inspiratie is nodig. Overal worstelen we met de vraag hoe we ouders meer betrekken bij de school. Hoe bereiken we de doelgroep voor het VVE met name in de peuterleeftijd. Kan de aanpak in andere steden helpen voor de Haagse situatie?

De politiek wil graag meteen acties en antwoorden. Toch is het van belang ruimte te bieden aan onderzoek en analyse. Wat zijn de gevolgen van segregatie in het onderwijs? Wat zijn de kansen en wat de risico’s? Het is te gemakkelijk om te denken dat in een zwarte school talenten verborgen blijven. Er zijn voldoende zwarte scholen met goede doorstroomresultaten.

In een multiculturele samenleving moeten kinderen elkaar toch ontmoeten? Ja maar in veel gemengde scholen leven die groepen langs elkaar heen. Simpele oplossingen werken niet bij complexe problematiek.

De nota Haagse Klasse is van november 2005. Tijd voor een tussentijdse evaluatie. Hoe ver zijn we gevorderd met de discussie over nadere uitwerking en de samenwerking.met het onderwijsveld? Hoe worden nieuwe ontwikkelingen als de motie van Aartsen-Bos, die scholen verplicht te zorgen voor opvang voor kinderen voor en na schooltijd, ingepast.