Zou John Mccain in Den Haag willen wonen? Letterlijk aan de vooravond van de Amerikaanse verkiezingen presenteert de Haagse afdeling van GroenLinks een discussie over wonen in Den Haag. Dit najaar spreekt de gemeenteraad over een nieuwe Woonvisie en daarnaast over verdichting en hoogbouw. Vanwege de behandeling van de woonvisie in de gemeenteraad vindt GroenLinks het belangrijk om na te denken hoe dit thema in het komende programma voor de gemeenteraadsverkiezingen zou kunnen worden neergezet.

Raadslid Arnoud Boer (GroenLinks) wil graag uw mening horen over een aantal dilemma´s die de discussie over wonen beïnvloeden: waar bouw je woningen in Den Haag als je maar weinig ruimte hebt, ga je de hoogte in of in het groen, zijn huizen met een tuintje in of moeten we juist allemaal in een appartement gaan wonen? Een hele reeks van vragen passeren de revue , evenals een stand van zaken van hoe het huidige college tot nu toe omgaat met stedelijke ontwikkeling. Als er nog tijd over is kunnen we nog bij de vraag stilstaan of één van de zeven huizen van de Republikeinse presidentskandidaat John McCain in Den Haag zou passen. Ter voorbereiding op de bijeenkomst kunt u hieronder een discussietekst lezen. U kunt deze tekst uitprinten door op uw rechter muisknop te klikken en vervolgens op 'afdrukken'.

De avond begint op 4 november om 20.00 uur en de locatie is 't Pandje, Brouwersgracht 21a in Den Haag.

-------------------------------------------------

Discussietekst

Den Haag bouwt. De structuurvisie 2020 -Wéreldstad aan zee- gaat uit van 37.500 nieuwe woningen tot 2020. In 2010 moeten er daarvan 16.200 gerealiseerd zijn. Uiteraard is het nuttig om in de periode tot 2020 regelmatig de vraag te stellen:
a. is het AANTAL nieuw te realiseren woningen nog steeds gewenst?
b. voor WELKE GROEPEN moet er gebouwd worden?
c. WAAR moet WAT gebouwd worden?

Bij a.
Het aantal van 37.500 nieuwe woningen is gebaseerd op de groei van het aantal inwoners tot 515.000 in 2020. Deze groei zou noodzakelijk zijn om een bepaald niveau van voorzieningen te kunnen ʻdragenʼ. Omdat dit geambieerde inwoneraantal inmiddels naar beneden is bijgesteld, wordt de vraag actueel aan hoeveel woningen er behoefte is 2020. Naast de autonome groei is het effect
van de afnemende huishoudensgrootte immers ook aanwezig.

Vraag: Moet het aantal inwoners wel groeien? Fundamentele vraag is of de lokale overheid sturend moet optreden en het aantal nieuw te bouwen woningen vooraf moet bepalen. Stedenbouwkundige Rein Geurtsen pleit bijvoorbeeld voor ʻslow stedenbouwʼ. Hij noemt daarbij de Amerikaanse stad San Francisco als voorbeeld. Laat plannen ontstaan waar ze ontstaan, al naar gelang de behoefte van de bewoners of de gebruikers van (dat deel van) de stad. Zo bepaalt de stad zelf zijn groei en is de groei niet het gevolg doelstellingen van bestuurders, waarvan steeds moet worden getoetst of deze nog actueel zijn. De rol van de gemeente zou dan juist moeten liggen in het scheppen van de juiste voorwaarden voor die ontwikkelingen. Michiel van Baarsen en Dries Drogendijk van de Tandwielfabriek zegt hierover in Tijdschrift voor de Volkshuisvesting mei 2008: "[.....]. Veel effectiever is als overheid te investeren in die zaken die er echt toe doen en waarvoor de overheid ook zelf verantwoordelijk is. Onderwijs dus en zorg, een beter beheer van de openbare ruimte, welzijn en veiligheid. Investeringen die de noodzakelijke kaders scheppen voor sociale stijging van individuele mensen [...]"

Vraag: Moet de gemeente het aantal toe te voegen woningen wel vaststellen?
Bij b.
Den Haag is een gesegregeerde stad. Nergens in Nederland loopt het verschil in inkomen zo duidelijk parallel aan de grenzen van wijken en stadsdelen. GL vindt dit een ongewenste situatie.
Vraag: Is dit wel een ongewenste situatie?
In de structuurvisie 2020 stelt de gemeente Den Haag zich ten doel om vooral meer middeninkomens naar de stad te ʻlokkenʼ. GroenLinksers Leo Platvoet en Maarten van Poelgeest stellen in hun boek ʻAmsterdam als emancipatiemachineʼ (2006) dat een dergelijk streven juist een ander proces frustreert: “De stad moet worden gezien als een “emancipatiemachine die gelukzoekers en kansrijken opneemt en gearriveerden aflevert”. Krampachtig proberen om de middenklasse voor de stad te behouden (of aan te trekken), zal deze dynamiek alleen maar verstoren. Het zou neerkomen op zand strooien in de emancipatiemachine”. Ervan uitgaande dat het hanteren van instrumenten als hypotheekrenteaftrek en ʻwonen op maatʼ (vrij vertaald: huur naar inkomen) is voorbehouden aan de Rijksoverheid, is het de vraag welke instrumenten de lokale overheid daadwerkelijk heeft om de bevolkingssamenstelling van de stad te beïnvloeden. Dus om segregatie te voorkomen. Rotterdam heeft zich reeds gewaagd op het pad van de gedwongen inkomensspreiding door het mensen met een uitkering onmogelijk te maken om zich in een bepaald stadsdeel vestigen. Den Haag stelt op dit moment de eis dat in het nieuwbouwprogramma per stadsdeel 30% van de
toe te voegen woningen wordt gebouwd voor de doelgroep*. GroenLinks pleitte in haar verkiezingsprogramma voor 2006 nog voor 40% doelgroepwoningen per project. De voorraad doelgroepwoningen bedroeg in 2006 ongeveer anderhalf maal de benodigde voorraad. Deze ʻextraʼ voorraad is nodig omdat de doelgroepwoningen ook worden bewoond door mensen met een hoger inkomen. De zogenaamde scheefwoners. Scheefwoners zijn overigens vaak degenen die statistisch niet tot de doelgroep behoren, maar (door het wegvallen van bijvoorbeeld huursubsidie)niet altijd significant meer te besteden hebben dan de doelgroepers. In de optiek van GroenLinks is scheefwonen bovendien goed voor differentiatie van de buurt. Voor het feitelijk gebruik van de woningen is de gemeente uiteraard afhankelijk van de wil van de corporaties om hier iets aan te doen. Vraag is ook of, gezien de cijfers, het aantal doelgroepwoningen continu moet worden uitgebreid.

Vraag: Welke middelen zou de gemeente moeten hebben om de corporaties te bewegen om de voorraad doelgroepwoningen op peil te houden?
Bij c.
De structuurvisie 2020 ziet nieuwbouw met name gebeuren in vijf zogenaamde ʻkansenzonesʼ:
• het centrum, 12.600 woningen
• de lijn11-zone, 2.000 woningen
• de internationale kustzone, 2.400 woningen
• de Vliet/A4-zone 6.500 woningen
• de schakelzone Lozerlaan. 4.000 woningen
Bij het centrum worden ook de Binckhorst (5.000) en de Laakhavens betrokken. In de kustzone zijn 1.000 woningen voorzien in Kijkduin en 800 in Scheveningen. GL heeft zich in het collegeakkoord node neergelegd bij de bebouwing van de Vlietzone. Een intensiever ruimtegebruik in het centrum (hoogbouw, maar ook wonen in de leegstaande ruimten boven winkels) lijkt meer woningen te kunnen opleveren. Woningen in het centrum zijn niet ʻgrondgebondenʼ, maar hebben naast een mooie buitenruimte op niveau de nabijheid van voorzieningen als groot voordeel. Wonen in het centrum zou ook voor alle groepen aantrekkelijk gemaakt moeten worden. Een compacte stad genereert minder verkeersbewegingen en levert meer groen op aan de randen.

Stelling: Een stad is een stad en geen dorp. De gemeente moet inzetten op een initiatiefrijke verdichting van het centrum waardoor hier meer dan de thans geplande 12.600 woningen kunnen worden gerealiseerd. Net zo belangrijk als de ligging van de nieuwe ontwikkelingen is natuurlijk ook het soort woningen dat wordt toegevoegd. Daarbij zou niet alleen de markt leidend moeten zijn.

* Als de doelgroep wordt beschouwd de inkomensgroep met een netto besteedbaar inkomen tot € 19.000,- per jaar (voor een meerpersoonshuishouden). Deze doelgroep omvatte in 2006 ongeveer 89.000 huishoudens. Dit aantal zal in 2020 kleiner zijn (tussen de 56.000 en 83.000). Ter vergelijking: Den Haag had in 2006 in totaal 225.000 huishoudens en heeft er 260.000 in 2020.