GroenLinks stelde onlangs vragen aan het college over de verkorting van het broedseizoen en de nadelige gevolgen daarvan voor laat broedende vogels. Het college schrijft in zijn antwoord van 9 maart dat de klimaatverandering het inkorten van de broedtijd (van 1 april-1 september naar 15 maart-1 juli) rechtvaardigt. Wel moet de aanvrager van de kapvergunning in élke maand van het jaar verstoring vermijden van vogelnesten en andere beschermde dieren zoals vleermuizen en eekhoorns.

Speciaal met dit doel is de toelichting op de Flora- en faunawet, die de gemeente Den Haag aan de aanvrager verstrekt, uitgebreid. Nu staat erin dat in elke maand rekening moet worden houden met beschermde soorten, niet alleen vogels, maar ook andere dieren. De aanvrager van de kapvergunning is verantwoordelijk en moet voorkomen dat de Flora- en faunawet wordt overtreden. In de toelichting staat dat de initiatiefnemer wanneer hij twijfelt een deskundige dient te raadplegen, bijvoorbeeld een ecoloog. 

De Vogelbescherming Den Haag is blij met de waarschuwing dat in élke maand van het jaar gelet moet worden op mogelijke overtreding van de Flora- en faunawet. Maar voorziet problemen als het gaat om het beoordelen van de situatie door leken.

Heleen Weening: “We zijn het daarmee eens. We vermoeden dat de gemiddelde burger helemaal niet kán beoordelen of hij met het kappen van een boom mogelijk de Flora- en faunawet gaat overtreden. Daarom moeten de instructies worden uitgebreid met wat richtlijnen. In een klein overzichtelijk stadstuintje is de kans op overtreding bijvoorbeeld klein. Maar als de tuin grenst aan openbaar groen of aan een water, is het raadplegen van een deskundige zeker aan te raden. Dat geldt ook voor gevallen waarin gekapt wordt in onoverzichtelijke situaties. Het lijkt GroenLinks een goede zaak wanneer de burger met die aanwijzingen wordt geholpen.”